RENTMEESTERSCHAP
Wij zijn Gods rentmeesters. Van hem ontvangen wij tijd en mogelijkheden, vaardigheden en bezit, en de zegeningen van de aarde en haar grondstoffen. Wij zijn God verantwoording schuldig voor het juiste gebruik hiervan. Wij erkennen Gods eigendomsrecht door hem en onze medemensen trouw te dienen. Dat doen wij ook door een tiende terug te geven en gaven te brengen voor de verkondiging van zijn evangelie en voor het welzijn en de groei van zijn kerk. Rentmeesterschap is een voorrecht. God heeft het ons gegeven om ons in liefde op te voeden en ons onze egoïsme en hebzucht te laten overwinnen. Rentmeesters verheugen zich over de zegeningen die anderen ontvangen als gevolg van hun trouw.
(Genesis 1:26–28; 2:15; 1 Kronieken 29:14; Haggai 1:3–11; Maleachi 3:8–12; Matteüs 23:23; Romeinen 15:26, 27; 1 Korintiërs 9:9–14; 2 Korintiërs 8:1–15; 9:7.)